Shotokan
Het Shotokan karate is de meest beoefende stijl van het moderne karate. Lage standen en harde technieken zijn kenmerkend voor deze stijl. Ook wordt er veel kata (vaste vormen) en kihon (basis) getraind. De naam Shotokan werd geïntroduceerd in 1939, toen de eerste karate-dojo werd geopend. Shotokan betekent plaats van de Shoto (wuivende pijnbomen) en is de dichtersnaam van Gichin Funakoshi. Het ruisen van de pijnbomen gaf hem inspiratie voor zijn gedichten en de rust die benodigd is voor het beoefenen van Karate. Deze eerste karateschool werd verwoest in 1945 bij een Amerikaanse luchtaanval.
Shotokan Karate is ontwikkeld op Okinawa uit het Tode of Te systeem. Het Okinawasysteem bestond uit een ongewapende vorm (het latere karate) en een gewapende vorm (Okinawa Kobudo). Het Tode werd in het geheim beoefend, totdat in 1875 Okinawa een onderdeel van het Japanse keizerrijk werd. Dit hield tevens in dat de inwoners van Okinawa dienstplichtig werden en bij de keuringen hiervoor viel hun goede lichamelijke conditie op, die verkregen was door Tode. De Japanse regering gaf vervolgens toestemming om het Tode te onderwijzen op scholen in het gymnastiekprogramma.
Omstreeks 1912 kregen enige officieren van de Japanse vloot Karate-training in Okinawa en in 1922 werd Gichin Funakoshi uitgenodigd om een demonstratie te geven voor het Japanse ministerie van onderwijs. Funakoshi gaf verschillende demonstraties aan universiteiten en in 1924 had hij aangetoond, dat het wenselijk was om Karate op te nemen als vast onderdeel van de lichamelijke opvoeding. Omstreeks 1932 hadden nagenoeg alle universiteiten dojo's voor Karate-Jutsu en werd het Karate verder ontwikkeld. In 1932 werd de naam Karate-Jutsu door Funakoshi veranderd in Karate-Do.
Later trok Funakoshi zich meer en meer terug en het lesgeven werd steeds meer overgelaten aan zijn zoon en andere leerlingen. Funakoshi onderwees zijn karate voornamelijk door middel van kata en zijn standen waren hoog. Hij introduceerde het kihon, maar schonk nauwelijks aandacht aan het kumite. Dit gaf conflicten met diverse leerlingen. Otsuka (grondlegger van het Wado) was in de leer bij Funakoshi en maakte later een eigen Japanse stijl (een mengvorm van karate en ju-jutsu). Funakoshi's waarde is het maken van een synthese van oude Okinawa technieken en het aanvullen hiervan met technieken uit Japanse systemen.
Zijn zoon Yoshitaka ging veel verder. Hij was degene die de lage standen introduceerde. Hij ontwikkelde nieuwe traptechnieken zoals mawashigeri en ura-mawashigeri. Hij ontwikkelde verdere kumitevormen en huldigde het principe, iedere aanval, iedere houding moet tot het uiterste worden ingezet, overdreven tot het extreme, zodat in situaties waarin je geremd bent, nog voldoende kracht over is om te overwinnen.
Bron: www.kbn.nl